Bernard Hallemans van Aperam over de toekomst in inox (Hasselt) | Het Belang van Limburg

2022-06-10 19:46:02 By : Ms. Susan Feng

Hasselaar Bernard Hallemans stuurt als CEO van de Europese vestigingen van staalgroep Aperam vijf fabrieken en 11.000 personeelsleden aan. Hij droomt van zijn inox als hét materiaal van de toekomst. Om er honderd procent recycleerbare rietjes, brooddozen, gebouwen en zelfs auto’s van te maken.

De tuin van Bernard Hallemans loopt uit in het groen van Kuringen-Heide. Het is, na de Banneuxwijk, de tweede Hasseltse stek van het gezin. “Toen ik bij het toenmalige ALZ begon, stond in mijn contract dat ik binnen de 25 kilometer rond de fabriek moest wonen”, verklaart hij zijn verlimburgsing . Het Antwerpse accent is zelfs al helemaal verdwenen.

“Zowel mijn grootvader als mijn vader waren apotheker, maar mijn vader raadde mij af om hem op te volgen omdat je dan zo gebonden bent aan die apotheek. Mijn oom was ingenieur bij Bayer in Antwerpen en ik bewonderde altijd dat hij complexe dingen simpel kon uitleggen. Ik zat in het middelbaar bovendien in een klas van 16, van wie er 15 burgerlijk ingenieur zijn gaan studeren. Dus er zal toch wel wat peer pressure geweest zijn. Ik heb in Leuven de afstudeerrichting materiaalkunde gekozen. Jef Roos was er toen departementsvoorzitter. In het vierde jaar zijn we op bedrijfsbezoek geweest bij ALZ en ik was gefascineerd. De machtige trilling van die staalfabriek, die grootsheid van temperatuur en lasten. En dat kunnen beheersen. Het is een sector waarin je met kolossale machines zo nauwkeurig als op een speldenkop moet werken. Ik heb mijn doctoraat ook nog bij Jef Roos gedaan. Net in die periode heeft hij de KUL verlaten voor ALZ en heeft hij een aantal van zijn studenten meegenomen. Ook Gert Heylen, de huidige CEO van onze Genkse fabriek, trouwens.”

“Jef Roos vond dat we nieuwe staalsoorten moesten ontwikkelen. Mijn job was om, samen met onze eigenaar Sidmar, een cel op te richten om dat onderzoek uit te bouwen. We zijn toen bijvoorbeeld voor het eerst blinkende producten beginnen te maken, wat moeilijker is om te produceren.”

“We sprongen toen ook vaak mee op de ontwikkelingen die elders gebeurden. Vroeger moest je bijvoorbeeld om de paar jaar de uitlaat van je auto laten vervangen omdat die verroest was. Toen er een verplichting kwam om er zeven jaar garantie op te geven, zijn inoxproducenten daarvoor het staal gaan produceren. Voor alle duidelijkheid: ik spreek liever over inox, zodat er geen verwarring is met het gewone koolstofstaal. Daar wordt jaarlijks twee miljard ton van gemaakt in de wereld, inox draait rond de zeventig miljoen ton. De staalindustrie is goed voor acht procent van de CO2 uitstoot ter wereld, van inox is de uitstoot heel klein en in Genk gaan we zelfs snel naar volledig CO2 -neutraal.”

“Nee, wij gebruiken de term roestvast . Roestvrij is gewoon staal waar geen roest op staat. Roestvast wil zeggen dat er nooit roest op kan komen. Tenzij je het verkeerd gebruikt. Wij maken het staal voor bijna de helft van alle uitlaten. Als je dat in laagwaardig inox maakt, kan dat toch gaan roesten door strooizout. Dus je moet altijd het juiste type en het juiste gebruik kiezen. In de chemiesector moeten inox vaten soms toch gereinigd worden, want ze kunnen roesten als er agressieve zuren in worden bewaard.”

“In 2006 heeft Lakshmi Mittal (Indische eigenaar van het grootste staalconcern ter wereld, nv dr.) zijn bod gedaan op Arcelor, waar ALZ intussen deel van uitmaakte. De familie Mittal zag snel de mogelijkheden van dat stukje binnen het concern dat inox maakte. Het was nauwelijks vijf procent van de groep, was goed voor 10.000 van de 300.000 werknemers. In 2011 is Aperam als apart bedrijf naar de beurs gebracht. En hij heeft gelijk gekregen. Ons aandeel is nu 35 euro waard, dat is vier keer duurder dan dat van Arcelor Mittal zelf. We hebben in Genk de laatste jaren 300 miljoen kunnen investeren, met steun van de familie. Dat was in die grote groep moeilijker geweest.”

“Zeker. Sinds ik in de groepsdirectie zit, hebben we om de drie maanden een vergadering. Hij kent de werkvloer, want hij heeft zelf een staalfabriek geleid. Hij is twee keer in Genk geweest. Een paar maanden geleden nog, om naar onze nieuwe investeringen te kijken. Hij wou het heel low profile houden, dus ik heb de pers niet mogen verwittigen (lacht ). ’s Zaterdags belde zijn dochter – die in onze directie zit – om te zeggen dat haar vader en broer op maandag gingen langskomen. Hij was toen in België, voor een bezoek aan de vernieuwde fabriek in Gent, samen met premier De Croo.”

“Nee, daar was ik niet op uitgenodigd (l acht ). Ik zat in 2004 ook nog niet in mijn huidige positie.”

“Aperam is de afkorting voor ‘Aperture’ en Arcelor Mittal. ‘Aperture’ is Engels voor openheid. We willen een transparant bedrijf zijn. Maar ik moet toegeven: in begin dacht ik ook dat het de naam voor een medicament was. Een aperammeke tegen de koppijn (lacht ), maar nu is de naam toch ingeburgerd.”

“We vinden mensen voor een groot stuk via eigen personeel. En jongeren komen graag bij ons werken omdat onze waarden hen aanspreken. We betalen gemiddeld ook beter dan de markt. Een gemiddelde operator bij ons moet wel minstens een half jaar opgeleid worden. Je werkt met temperaturen tot bijna 2.000 graden, gewichten tot 300.000 kilo. Dat zijn gigantische krachten, dus veiligheid komt altijd op de eerste plaats.”

“We hebben in België fabrieken in Genk en Châtelet en drie vestigingen in Frankrijk. (Er is ook nog een zesde fabriek in Brazilië, nvdr ). De fabrieken vullen elkaar aan. Genk is altijd gespecialiseerd geweest in heel brede en dikke producten voor de petrochemie, de farmacie en de transportsector. Omdat de warmwalserij in Châtelet staat en de koudwalserij in Genk, gaat het materiaal soms wel op en af tussen die twee vestigingen. Onze fabriek in Zuid-Frankrijk produceert dan weer meer voor auto’s en keukentoepassingen: pompbakken, de binnenkant van uw wasmachine. Een andere fabriek maakt dan weer heel dun staal, tot 0,05 mm. Dat is bijna zilverpapier, bijvoorbeeld voor een heel dun filmpje in glas als thermische eigenschap. Of piepkleine verbindingsstukjes voor de elektronica in auto’s. Die wegen maar een paar milligram.”

“Het schijnt dat ik die beroepsmisvorming heb, ja (lacht ). Als ik op restaurant ga, bestudeer ik altijd eerst het bestek. Ik kan niet zien of het specifiek uit Genk komt, maar ik herken wel het type materiaal en zie of het goed geproduceerd is. Aan messen van Ikea kan ik zien of ze uit China komen, aan de streepvormige schakering. We maken allerlei soorten roestvrij staal, de ene soort is vijf keer zo duur dan de andere. En je kunt messen maken in verschillende van die soorten.”

“Genk is de beste fabriek van de groep. Ik durf zelfs zeggen dat Genk de beste inoxfabriek van Europa is. We dragen wel onze leeftijd mee, met lijnen die veertig jaar oud zijn, dus ik vermoed dat er in Azië nog performantere fabrieken zijn. We hebben recent nieuwe lijnen gezet die uniek zijn in de wereld, qua automatisatie en procesbeheersing en die Genk klaar maken voor de volgende vijftien jaar.”

“Inderdaad. Zonder maatregelen van de Europese gemeenschap zou er van onze sector in Europa niet meer veel over geweest zijn. In 2000 bedroeg de inoxmarkt 25 miljoen ton, waarvan nauwelijks drie procent in China gemaakt werd. Vandaag heeft China alleen al een capaciteit van 30 miljoen ton. Toen ik bij ALZ begon, was Europa goed voor 40 procent van de inoxproductie. Nu is dat minder dan 15 procent. Dus als ze in China beslissen om tien procent van hun productie te exporteren naar Europa, dan is dat meer dan wat wij kunnen maken. Zo kunnen ze onze markt volledig verstoren. Maar ze doen dat natuurlijk met mechanismen die niet de onze zijn. Het grote verschil voor de toekomst – en mijn grote drijfveer - is dat zij hoofdzakelijk inox maken met grondstoffen. Dus erts uit de mijnen, dat geconverteerd wordt met steenkoolcentrales. Dat zorgt voor een enorme CO2 -uitstoot. Terwijl wij elektrisch schroot recycleren en op weg zijn naar nul uitstoot. Dat verschil zie je natuurlijk niet in de winkel. Als je messen koopt bij IKEA, zijn die gemaakt met inox dat minstens vijf keer zoveel CO2 heeft uitgestoten dan wanneer dat door ons geproduceerd is. Europa heeft nu met de Green Deal ook begrepen dat de waarde van die CO2 moet meegerekend worden.”

“Tja, als jij ze kunt overtuigen (lacht ). Er wordt natuurlijk op prijs onderhandeld en zolang CO2 geen onderdeel uitmaakt van de prijs, blijft dat een probleem. Het systeem van de CO2 -rechten is daarvoor niet performant genoeg. Dat is een dilemma voor ons: wij blijven investeren om nog groener te worden, terwijl ons dat op korte termijn weinig opbrengt.”

“Alleen voor speciale producten. Genk maakt bijvoorbeeld producten van twee meter breed. Er zijn maar een paar producenten in de wereld die dat kunnen. Dus dat exporteren we naar de VS en zelfs naar China. Bijvoorbeeld voor de bouw van tankwagens. Als je zo een blinkende tankwagen ziet rijden met chemische producten, dan hebben wij de inox platen uitgevoerd naar China, daar worden ze gelast, en de tanks komen dan terug naar hier. Door corona zijn we ons de vraag toch gaan stellen of we niet meer zelf moeten produceren. Kijk naar onze afhankelijkheid van de Aziatische computerchips. Wij leveren vandaag veel inox voor producenten van huishoudtoestellen zoals Bosch, Siemens, Electrolux of Whirlpool. Zij produceren nog in Europa, zoals Miele in Duitsland. Die moeten ook concurreren met Chinese import. Je kunt ook een wasmachine van Haier kopen, gemaakt met Chinees staal aan lagere prijzen. We moeten ons afvragen wat we kunnen doen om die zaken in Europa te houden en dan is CO2 minstens een van de criteria.”

“Er zijn verschillende stromen. De overschotten uit ons eigen productieproces en uit dat van de klanten gaan direct weer in de oven. De derde soort is alles wat na gebruik wordt gerecycleerd. Enerzijds vanuit de industrie, zoals uitlaten van auto’s. Anderzijds wat er door de huishoudens wordt weggegooid, via het containerpark. Dat komt gemiddeld na 12 jaar terug. Die recyclage is in Europa heel goed georganiseerd. Van de schrootboer die door de straat rijdt tot grote bedrijven die het toeleveren van inoxschroot als core business hebben. Een van die grote groepen, het Duitse ELG, hebben we dit jaar zelf overgenomen. In Genk produceren we nu meer dan 90 procent uit recyclage. We willen naar 95 procent. Dat is de beste manier om CO2 -neutraal te worden. In principe kan inox oneindig gebruikt worden. Je vervangt je pompbak niet omdat hij roest, maar omdat je een nieuwe keuken wil. Als je voor de toekomst spreekt over minder grondstoffen gebruiken en de circulaire economie: ik ken geen materiaal dat daar beter voor geschikt is. Terwijl van plastic nog geen 10 procent wordt gerecycleerd. We produceren 400 miljoen ton plastic afval per jaar wereldwijd. Je kunt je afvragen hoe lang we dat nog volhouden. Terwijl voor ons materiaal oneindig veel mogelijkheden zijn. Een voorbeeld: Europa verbiedt het plastic rietje. Het beste alternatief is dan een inox rietje dat je gewoon afwast. Hetzelfde geldt voor drinkbekers en thermosflessen, we zien een stijgende vraag naar inox brooddozen. Er gaan nog honderden toepassingen het licht zien. Met de internationale associatie van inoxproducenten werken we daar ook rond. Nog een voorbeeld: inox leidingen voor water. Die heb je voor het leven, niet zoals de loden leidingen van vroeger.”

“Juist, maar daar gaan andere dingen voor in de plaats komen. Bijvoorbeeld als behuizing voor de autobatterij of zelfs heel dun inox in de batterij zelf. Als we naar de waterstofeconomie gaan, is inox hét product bij uitstek om brandstofcellen van te maken. Als ik mag dromen: wat als we in de toekomst auto’s met een carrosserie uit inox zouden bouwen, die levenslang meegaat? Dat je alleen de batterij en wielen moet vervangen? We weten dat we ons hedendaags niveau van consumptie niet kunnen volhouden, want we hebben maar één aarde. Ons materiaal zou daar een fantastische katalysator kunnen voor zijn.”

“We zijn een heel grote gebruiker van elektriciteit voor het recycleren en voor de ovens. We moeten in het proces onze bobijnen ook nog eens verwarmen en dat gebeurt met aardgas. De prijsstijgingen hebben natuurlijk een enorme impact en we verwerken die al in onze prijzen. Dus wij moeten nu manieren vinden om minder energie te gebruiken. Ten tweede proberen we onze energie zo veel mogelijk zelf te produceren, vandaar ons nieuwe zonnepanelenpark. Ten derde proberen we aardgas te vervangen door elektriciteit, omdat stroom toch makkelijker op een groene manier gemaakt kan worden. Vandaag ben ik ook benadeeld tegenover de concurrentie omdat we in België zitten. De stroomprijs hier is veel duurder dan in Spanje, Finland of Italië. Doordat we in Frankrijk wel goedkopere stroom hebben als industrie, kunnen we intern binnen Aperam zelfs goedkoper produceren dan in Genk. We gaan Genk niet leegzuigen en de productie naar elders verhuizen, omdat we hier met onze specialisaties zitten, maar het is wel een feit.”

Lees ook: “Aperam compenseert uitstoot met reusachtig woud in Brazilië

“Qua stof is Genk de beste fabriek ter wereld. Dat is dankzij de druk die vanuit de overheid en de omgeving altijd op die fabriek is gelegd. We hebben er miljoenen in geïnvesteerd voor de beste technieken. Het gaat nu echt nog over nauwelijks een paar gram die per dag uit de fabriek komen. Als ik dat vergelijk met de rest van de wereld, dan staan we tien jaar voor. We komen in Genk natuurlijk uit heel andere tijden qua vervuiling.”

“Als je naar water kijkt, dan is dat een onderwerp dat heel snel aan belangrijkheid wint. Maar ook daar is in Genk geïnvesteerd om voorsprong te nemen. Al 25 jaar herbruiken we alle regenwater dat op de site valt. Maar in Frankrijk zitten we met periodes van echte waterschaarste bij onze fabriek in de Bourgogne. Er zijn al twee zomers geweest dat het kantje boordje geweest is of we hadden een deel van de fabriek moeten stilleggen door een gebrek aan koelwater. Daar gaan we de technieken die in Genk al bestaan nu ook versneld uitrollen.”

“We zitten daar mee aan tafel. Daar zit een installatie achter waarvoor inox hét product bij uitstek is. We moeten de boodschap bij de mensen krijgen dat wat zij naar het containerpark dragen, zal bijdragen tot de bouw van de installatie die zoekt naar de oorsprong van ons bestaan. Zo een historische kans krijg je als bedrijf niet veel. Twintig jaar geleden hebben we op het Atomium het aluminium mogen vervangen door inox uit Genk. En de bollen blinken nog mooi (lacht ).”

Lees ook: Geloof in Einstein Telescoop in Limburg groeit

“We zijn trots op het Belgisch onderzoekstation op de Zuidpool. We leveren dus in zes continenten (lacht ). De dakpieken op het Antwerps Justitiepaleis zijn van ons, het Musée des Confluences in Lyon…”

Musée des Confluences in Lyon.  — ©  REUTERS

“Als het principe van de circulaire economie echt in de praktijk zal worden doorgevoerd, zie ik Aperam als een heel florissant bedrijf, dat de maatschappij een grote dienst zal bewijzen. Als de wereld een andere richting kiest en verder doet zoals vandaag, dan weet ik niet waar Aperam zal terechtkomen. Maar dan weet ik ook niet waar de wereld zal terechtkomen. Als het goed gaat met Aperam, zal het goed gaan met de wereld. Dat is mijn drijfveer.”

“Heel klassiek. Rechtstaand met een tas koffie, een glas fruitsap en twee boterhammen met beleg.”

“Ik ben een fervente fietser geworden. Ik doe meer dan 10.000 kilometer per jaar. Als goede Limburger met een Ridley-fiets en kledij van Bioracer. Ik heb een piano en een gitaar en heb vroeger veel muziek gespeeld. Dat wil ik weer oppikken als ik meer tijd heb.”

“Ik ben gek van de bergen. Vroeger om te klimmen, nu om te wandelen en te fietsen. Mijn grootvader en vader hebben het mij getoond, ik heb die microbe ook aan mijn vrouw en kinderen doorgegeven. Dus we proberen toch elk jaar wel een aantal weken in de Alpen te vertoeven.”

“De hoogste berg die ik al beklommen heb was 4.327 meter. Dus ik wil de grootsheid van de Mount Everest wel eens ervaren, al is het maar door er eens voor te staan.”

“Mijn moeder is Hongaarse. Ze is in 1948, op haar achtste, met een groep kinderen op de trein naar hier gezet en is opgevangen door een gezin in Herentals. Ze heeft pas in de jaren zestig haar broer ginds weer teruggezien. Haar ouders waren welgestelde bankiers, maar hebben in de Tweede Wereldoorlog alles verloren door de komst van de Russen. Mijn familie woont daar nog en ik kan me een beetje behelpen in die moeilijke taal. Wat nu in Oekraïne gebeurt, doet me trouwens sterk denken aan de verhalen die zij ons vertelde.”

“Nee. Misschien komt het er op onze oude dag nog wel van: een stekje in de Alpen.”

“40.000 frank, als doctoraatsstudenten aan de KU Leuven, in 1990.”

“We doen maandelijks een aantal vaste overschrijvingen, van doelen voor Afrika tot natuurbehoud. Door een sterfgeval in de familie hebben we nu ook meer aandacht voor Kom op Tegen Kanker.”

“Dat mensen niet respecteren wat de aarde ons geeft. Zelfs water besparen door de kraan niet te laten lopen, is soms al te veel gevraagd.”

Bedrijf: Aperam Europe, waar ook Genk Stainless Belgium onder valt

Samenstelling gezin: getrouwd met Els Van Emelen, docent aan de UCLL. Vier kinderen: Leonie (27), Michelle (25), Emma (23) en Arnaud (21).